Cruciaal jaar voor het grootste klimaatproject in de Rotterdamse haven
Samenvatting - In de Rotterdamse haven wordt gewerkt aan een omvangrijk Carbon Capture and Storage project - Porthos - om CO2 op te vangen en te injecteren in de Noordzee-bodem. Zodoende wordt de uitstoot van de Rotterdamse haven aanzienlijk verlaagd.
Dit artikel komt oorspronkelijk van het Financieel Dagblad. Voor het origineel, klik hier.
In het kort
Industrie in de Rotterdamse haven stoot de meeste CO₂ uit in Nederland.
Afvang en opslag van CO₂ via centrale pijpleiding van €450 mln moet uitstoot verlagen.
Komende maanden moet er een akkoord komen over subsidies en investeringen van bedrijven.
Greenpeace is faliekant tegen en overweegt bij vergunning naar rechter te stappen.
oor Allard Castelein, de baas van de Rotterdamse haven, is 2020 een cruciaal jaar. Gaat het na enkele jaren van praten eindelijk lukken een sprong voorwaarts te maken in de vermindering van de CO₂-uitstoot in de haven?
De komende maanden moeten Havenbedrijf Rotterdam (HbR), de overheid en deelnemende bedrijven belangrijke besluiten nemen die de toekomst bepalen van het omvangrijkste klimaatproject voor de haven.
Bij dit project, Porthos gedoopt, gaat het om de aanleg in de haven van een centrale pijpleiding voor het transport van CO₂. Die CO₂ wordt bij de raffinaderijen, chemiefabrieken en waterstofproducenten afgevangen en nog voordat deze wordt uitgestoten, opgeslagen in lege gasvelden op zee.
Om de nationale klimaatdoelen te halen zal de Rotterdamse haven een grote bijdrage moeten leveren. Het industriecluster in Pernis, de Botlek en Europoort is met 15 mln ton per jaar nu nog de grootste emittent van CO₂ in Nederland.
Het afvangen en opslaan - Carbon Capture and Storage (CCS) - is relatief goedkope technologie die op redelijk korte termijn tot resultaat leidt. Zonder toepassing van CCS kan Nederland zijn klimaatambitie - 49% minder uitstoot in 2030 - waarschijnlijk niet halen.
Internationaal heeft het Porthos-project een voorbeeldfunctie. Als de haven dit voor elkaar krijgt, zou er wereldwijd voor de eerste keer een collectieve CO₂-leiding worden aangelegd voor een cluster van bedrijven. 'Op de hoofdkantoren van grote chemie- en olieconcerns wordt hier op gelet', zegt een manager van een chemieconcern in de haven.
De druk is groot om het project te laten slagen, want het is tijd dat de haven de daad bij het woord voegt. Maar voor de schop in 2021 de grond in kan, moeten er dit jaar nog een aantal moeilijke hordes worden genomen.
1. Hoe ziet het systeem er uit?
Wim van Lieshout laat in zijn kantoor op een kaart zien langs welk tracé in de haven de leiding moet komen te liggen: vanaf Pernis 33 kilometer door de haven naar een compressorstation op de Maasvlakte en vervolgens nog eens 21 kilometer over de zeebodem naar een leeg gasveld.
Van Lieshout is projectdirecteur bij Porthos, de organisatie die speciaal voor de collectieve CO₂-leiding is opgericht door HbR, Gasunie en Energiebeheer Nederland. Rond zestig mensen werken er bij Porthos.
'We verwachten in juni dit jaar de vergunningaanvraag de deur uit te kunnen doen', zegt Van Lieshout. De aanleg moet dan eind 2021 beginnen en eind 2023 moet de eerste CO₂ door de leiding gaan. Jaarlijks kan er 2,5 mln ton CO₂ worden vervoerd door de leiding.
2. Hoeveel kost het en wie betaalt?
De aanleg van de collectieve infrastructuur kost rond de €450 mln. 'Hiervoor zullen we de bedrijven die mee willen doen een tarief per ton CO₂ in rekening brengen', zegt Van Lieshout.
Tot nu toe zijn er vier bedrijven in de haven die hebben aangegeven in 2024 'in principe' bereid te zijn CO₂ te willen afvangen en te laten opslaan: de waterstofproducenten Air Products en Air Liquide en de raffinagebedrijven van Shell en ExxonMobil.
Deze bedrijven moeten zelf nog investeren in de installatie die de CO₂ afvangt bij hun fabriek en naar de centrale leiding brengt. Per bedrijf komt dat al snel neer op een investering van vele tientallen miljoenen euro's.
3. Welke onzekerheden zijn er nog voor de bedrijven?
De onzekerheden en onduidelijkheden zitten vooral in de beschikbaarheid van de overheidssubsidies. Een overheidsbijdrage is noodzakelijk om bedrijven over de streep te trekken. De kosten van CCS liggen namelijk hoger dan de prijs van CO₂ in het Europese handelssysteem.
In dit zogeheten ETS kost een ton CO₂ momenteel rond de €25. De afvang en opslag van CO₂ zal al snel rond de €75 per ton uitkomen, bestaande uit het tarief voor transport en opslag en de bedrijfsinvesteringen voor de afvang.
Op de uitstoot komt in 2021 nog een extra Nederlandse heffing, wat deelname aan het klimaatproject in de haven interessanter maakt. Pas later dit jaar wordt echter duidelijk hoe hoog die heffing zal zijn.
Afhankelijk van de uitkomst van de berekeningen kan een deelnemend bedrijf alsnog besluiten zich terug te trekken uit het project. Voor de overblijvende bedrijven zou deelname dan duurder worden. Van Lieshout: 'Er staan wel enkele andere bedrijven klaar, maar die kunnen pas vanaf 2025 en 2026 leveren.'
Een andere onzekerheid is het tarief dat voor transport en opslag gaat gelden. Daarover wordt nog gesteggeld omdat de vier pioniers niet willen opdraaien voor het 'vollooprisico'. Daarbij gaat het erom wie er voor de kosten opdraait als de leiding in het begin niet volledig wordt benut.
'Daar moeten we nog uit zien te komen. Maar ik verwacht dat de volledige capaciteit snel wordt benut', zegt Van Lieshout. Een woordvoerder van ExxonMobil zegt over het tarief: 'Het moet internationaal concurrerend zijn. Dat is essentieel voor het rond krijgen van de business case.'
4. Hoe kijken de milieuclubs hier tegenaan?
Organisaties als Greenpeace en Natuur & Milieu waren en zijn nog steeds kritisch over de opslag van CO₂ als klimaatmaatregel.
Het meest uitgesproken is Greenpeace. 'Wij overwegen om bezwaar te maken tegen vergunningverlening voor het Rotterdamse project', zegt campagneleider Faiza Oulahsen.
Zij ziet niets in de afvang van CO₂. 'Het heeft weinig te maken met een fundamentele verandering in de industrie.' Die moet volgens Greenpeace overschakelen op duurzamere productiemethodes waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door hernieuwbare, zoals waterstof uit groene stroom.
Natuur & Milieu gaat nog niet uit van juridische stappen maar stelt wel eisen. 'We zien nog grote risico's', zegt directeur Marjolein Demmers. Zij vreest eveneens vertraging in de echte verduurzaming. 'Daarover willen we meer zekerheden van de overheid. Er moet worden aangetoond, dat de industrie daadwerkelijk gaat investeren in vergroening.'
Heleen de Coninck, expert in klimaatbeleid bij de Radboud Universiteit, heeft begrip voor de milieuorganisaties. 'Ze hebben wel een punt. In het verleden zijn beloftes ook niet altijd nagekomen.'
Maar tegelijk wijst De Coninck, ook betrokken bij het internationale klimaatpanel IPCC, er op dat hoe sneller wordt begonnen met verlaging van de uitstoot hoe groter de kans is dat de klimaatdoelen worden gehaald. Feit is dat CCS betrekkelijk snel kan worden toegepast.
'En als de temperatuurstijging binnen 1,5 graad moet blijven, dan moet je rond 2050 en liefst eerder naar een negatieve uitstoot. Dan kun je CCS combineren met productie op basis van biomassa.'
5. Wordt de afvang en opslag al veel toegepast in het buitenland?
Op wereldschaal is de toepassing gering. Volgens het Global CCS Institute zijn er in de wereld 19 actieve grootschalige CCS-projecten en 4 in aanbouw. Verder zijn er 28 in ontwikkeling.
De actieve installaties, waarvan de meeste in de VS, vangen 40 mln ton CO₂ af, nog geen promille van de mondiale uitstoot. Een deel van de afvanginstallaties wordt trouwens gebruikt in de olie-industrie om meer olie uit bronnen te kunnen halen. De technologie wordt nauwelijks gebruikt voor geologische opslag van CO₂.
Zij wijst er op dat Europa 'enorm achterloopt' in de toepassing van CCS. Het Rotterdamse project is volgens De Coninck in Europa 'een vlucht naar voren'.
Elders in Europa neemt de interesse wel toe. Zo heeft de haven van Antwerpen interesse om zich aan te sluiten. Verder voert Castelein gesprekken over eventuele deelname op termijn door bedrijven uit Noordrijn-Westfalen.